GISSKID
Visie
“De meeste ideeën over onderwijs zijn niet nieuw, maar niet iedereen kent de oude ideeën” (Euclides, 430 v.C. – 360 v.C).
De GISSKID-visie is dat je niet sociaalvaardig kunt worden in je eentje. Hoe je moet omgaan met tegenslagen, teleurstellingen, verdriet, problemen of conflicten leer je van, met, aan en door anderen.
Aan de basis van GISSKID ligt het gedachtegoed van filosofen en onderwijskundigen zoals Dewey, Freire en Vygotsky.
Dewey (1915), was van mening dat democratische normen en waarden niet van de ene op de andere generatie kunnen worden overgedragen, maar in iedere generatie opnieuw moeten worden geleerd.
Freire (1970:83), promootte probleemoplossend onderwijs omdat alleen op deze wijze de lerende kritisch leert denken en de wereld niet ziet als een statische realiteit, maar als een realiteit in wording.
Vygotsky (1978) tenslotte benadrukte de wederkerige relatie tussen taal en denken in het leerproces. Taal maakt dialoog mogelijk (en vice versa). Door dialoog kunnen gedeelde inzichten, discussie over alternatieve mogelijke oplossingen en het bereiken van overeenstemming tot stand komen. Vygotsky (ibid) stelde dat, wanneer kinderen mogen discussiëren en argumenteren, interactie niet alleen leidt tot een actiever en onafhankelijker bezit van kennis, maar ook tot wat hij “interthinking” noemt wanneer zij hun intellect combineren en zo nieuwe ideeën genereren.
Recente Vygotskiaanse theoretici, zoals Mercer & Littleton (2013) noemen dit vermogen tot “interthinking” een belangrijk product van onze evolutionaire geschiedenis en van belang voor onze overleving vandaag.
Visie op het kind
Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en hebben een krachtige innerlijke “drive” om te leren. Kinderen willen weten hoe de wereld in elkaar zit. Ze willen dingen weten en kunnen. Kinderen blijven niet passief afwachten tot iemand hen iets aanbiedt, maar ondernemen zelf actie in hun eigen tempo. Het leer- en ontwikkelingsproces dat een kind doorloopt is voor ieder kind uniek en kent een eigen ontwikkelingsdynamiek. Totdat het kind naar school gaat. Vanaf dat moment moeten kinderen vooral stilzitten, opletten en luisteren naar het aanbod van de leerkracht dat, met hier en daar een kleine aanpassing, voor alle kinderen hetzelfde is.
Tekst: Groei
Visie op sociaal leren
“Te midden van de moeilijkheid ligt de mogelijkheid” (Einstein, 1879 – 1955).
Mensen zijn sociale wezens die in groepen leven. Een klas is slechts een van de groepen waar kinderen deel vanuit maken. Kinderen zijn in de eerste plaats gezinskinderen. Daarnaast maken kinderen deel uit van verenigingen, clubs, vriendengroepen, of online groepen. Door al deze groepen worden ze beïnvloed en al deze invloeden nemen ze mee de klas in.
Overal waar mensen in groepen samenkomen ‘gebeurt’ namelijk iets:
“If we were to watch a group for even a few minutes, we would see people doing all sorts of things: talking over issues, getting into arguments, and making decisions. They would upset each other, give each other help and support, and take advantage of each other’s weakness” (Forsyth, 2017:10).
Een groep in een basisschool vormt hierop geen uitzondering. Kinderen maken ruzie, vormen vriendschappen, sluiten elkaar buiten, pesten, helpen, troosten, werken samen of juist tegen elkaar.
Veel problemen die leerkrachten ervaren als het gaat om de sociale interactie in hun groep, vinden hun oorsprong in de sociale interactie als gevolg van het leven in groepen. De oplossing van deze problemen kan veelal gevonden worden in de groep, door kinderen actief te betrekken.
Het onderwijs heeft o.a. als opdracht leerlingen te ontwikkelen tot democratische burgers. Sinds 2006 kennen we daarom burgerschapsonderwijs. In het laatste rapport van de inspectie staat dat scholen beperkt zicht hebben op de sociale en maatschappelijke competenties van hun leerlingen wat er mogelijk voor zorgt dat scholen zich weinig zorgen maken over de ontwikkelingen van leerlingen op dit terrein (Inspectie van het Onderwijs, 2022:70). Inmiddels wordt er gewerkt aan een andere invulling van burgerschapsonderwijs. In deze nieuwe plannen staan drie basiswaarden centraal die van belang zijn in de democratische, pluriforme samenleving: vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Hierbij wordt de school gezien als een oefenplaats voor democratie en het omgaan met diversiteit. Leerlingen leren hoe ze actief kunnen meedoen in een democratische cultuur (SLO 2022 https://www.slo.nl/sectoren/po/burgerschap-po/onderwijsdoelen/). De aanname is dat de doelen voor burgerschap bereikt kunnen worden door kennis en vaardigheden aan te bieden (ibid).
GISSKID ziet de school ook als oefenplaats voor het leren van democratie en het omgaan met diversiteit, maar maakt hierbij gebruik van ervarend leren. Actuele problemen in de groep zoals: pesten, buitensluiten, negatief op elkaar reageren of oppositioneel gedrag, worden aangegrepen als betekenisvolle leermomenten. Door middel van gerichte activiteiten en reflectie op wat er tijdens deze activiteiten gebeurt, oefenen kinderen democratische vaardigheden en omgaan met diversiteit op hun eigen niveau.
GISSKID leert leerkrachten het gedrag van leerlingen te zien als een “belangrijke vorm van communicatie als het gaat om waar de groep of het individu staat” (Doel, 2005).
Visie op passend onderwijs
“Als onderwijs mij niet past, mag ik het dan ruilen?” (Loesje)
Met de invoering van Passend Onderwijs is, nog meer dan voorheen, de nadruk komen te liggen op de individuele leerling. De centrale vraag is: “Wat heeft dit kind nodig om de gestelde doelen te halen”? Om deze vraag te kunnen beantwoorden heeft het onderwijsveld er een nieuwe experts bij gekregen zoals de Begeleider Passend Onderwijs en de Gedragswetenschapper. Samen met ouders, leerkrachten, maatschappelijk werkers, remedial teachers, ambulant begeleiders en wijkagent, buigen deze experts zich over de belemmerende en compenserende factoren in relatie tot de academische doelen die de kinderen moeten behalen. En daarmee is, vanuit groepsperspectief, een klas in het Nederlandse basisonderwijs een verzameling geworden van individuele kinderen met hun individuele leerbehoeften. De leerkracht heeft als opdracht alles uit het kind te halen wat erin zit, maar moet tegelijkertijd werken aan de doelen voor burgerschap en sociale vaardigheden.
In navolging van Cohn en Terfurth (2007), ziet GISSKID als belangrijke oorzaak voor problemen in de klas de uit balans geraakte driehoek IK (individu), WIJ (de groep) en HET (de doelen). Momenteel ligt enerzijds de nadruk op het individuele kind en anderzijds op de opbrengsten van het onderwijs. De zijde van de driehoek die HET en IK verbindt, is momenteel langer, ten koste van de zijden WIJ – IK en WIJ – HET. Alleen in een groep waarin de driehoek in balans is, zijn de condities aanwezig voor alle kinderen om optimaal tot ontwikkeling te komen. Om die reden moeten leerkrachten altijd streven naar balans (ibid).
Literatuur
Cohn, R. & Terfurth, C. (2007). Lebendiges Lehren und Lernen. TZI macht Schule. Stuttgart: Klett-Cotta.
Dewey, J. (2001). The School and Society. (republication, originally published in 1915 by the University of Chicago Press, Chicago, Illinois). Mineola / New York: Dover Publication Inc.
Doel, M. (2005). Difficult behaviour in groups. Social Work with Groups, 10(2), 137-153, Sage.
Forsyth, D.R. (2017). Group Dynamics (7th Edition). Belmont CA; Boston MA: Centage.
Freire, P. (2012). Pedagogy of the Oppressed (3oth Anniversary Edition). New York – London – New Delhi – Sidney: Bloomsburry.
Inspectie voor het Onderwijs. (2019). De Staat van het Onderwijs. Onderwijsverslag 2018 – 2019. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
Littleton, K. & Mercer, N. (2013). Interthinking: Putting talk to work. London and New York: Routledge Taylor & Francis Group.
Tuckman, B.W. (1965). Developmental Sequence in Small Groups. Group and Organizational Studies, 2, 429 – 427.
Vygotsky, L.S. (1978). Mind in Society. Cambridge, MA: Harvard University Press.